Selecteer een pagina

Aan·hau·tesj

(holj aan, haet of is aangehaute: aanhouden; doorzetten) Carnavalscommité “Aanhautesch” 1932

Aanhautesj: de carnavalsvereniging. Toen in de raadsvergadering van 18 januari 1932 werd besloten de maskerade op vastenavond af te schaffen, waren de aanhangers van dit volksfeest geschokt. Dat duurde echter maar kort, want diezelfde nacht nog werden bij vier der voorstemmers de ruiten ingegooid. De volgende dag was een grote menigte samengekomen om te protesteren tegen dit besluit. Met spreekkoren, carbidbussen, knalbommen etc. werd kracht bijgezet aan dit protest. De politie, die in eerste instantie poogde de orde te handhaven en geweld te voorkomen, werd met stenen e.d. bekogeld. Daarop volgde een charge met de blanke sabel en werden de betogen uiteengedreven.

 

De volgende dag werd de noodtoestand afgekondigd en een verbod tot samenscholing uitgevaardigd. De politie controleerde regelmatig en trachtte het volk te kalmeren. Ongeregeldheden kwamen weliswaar niet meer voor, van berusting was evenwel geen sprake. De bevolking ging tot een andere tactiek over. De voorstanders van het carnaval verenigden zich onder het consigne “aanhaute”, z. aanhaute. Samen met de reeds enige tijd bestaande vereniging “de Mander” (1928) streefden zij naar het herstel der oude tradities, uiteindelijk met succes. Door de fusie met “de Marotte” (1881) kwam een einde aan haar bestaan.

foto: M.A.A. Jos Wilms

“Wie ze begoosjte”
Zittent: Zéf Sjatteberch, Tienes Dols (praezes), Zéf Sjmeits, Wim Zeebrechs en Wil Heuts

Sjtaont: Frens ten Dijk (bieleman), Wil Käöle, Mat Deitere, Frans Roetesj, Sjeer Sjmeits, Frits Meesj, Mat Baanens, Sjeer Tummesj, Nant Wullems, Sjèng Kleine en Kris Waeres (bieleman)

Bron: ’t Woordenboek van het Sittards Dialect door P.J.G. Schelberg 1979

Krantenknipsel 10 februari 1934 
Limburger koerier: Provinciaal dagblad